Nare gevolgen van de afbouw van de heffingskortingen
Nare gevolgen van de afbouw van de heffingskortingen
Geplaatst op 13 januari 2014, door Jos van Weert (josvanweert@2xplain.nl)
Om de tarieven niet te verhogen, maar toch meer belastingopbrengsten te creëren, maakt de wetgever in toenemende mate gebruik van afbouw van heffingskortingen. Dat kan voor werknemers tot nare gevolgen leiden in de inkomstenbelasting
Heffingskortingen
Voor het kalenderjaar 2013 werd de algemene heffingskorting voor één jaar verhoogd tot
Voorbeeld 1
Werknemer X heeft in 2014 een (fiscaal)loon van
Voorbeeld 2
Werknemer Y heeft in 2014 een (fiscaal)loon van
In het oorspronkelijke wetsvoorstel werd de algemene heffingskorting vanaf 2015 voor hogere inkomens volledig afgebouwd. In de begrotingsafspraken is die volledige afbouw vanaf 2015 (vooralsnog) teruggedraaid.
Om (meer) werken nog aantrekkelijker te maken wordt de maximale arbeidskorting over 2014 verhoogd van
Werknemers met een loon van meer dan
Voorbeeld 3
Werknemer X heeft in 2014 een (fiscaal)loon van
Voorbeeld 4
Werknemer Y heeft in 2014 een (fiscaal)loon van
Nare gevolgen van die afbouw
De afbouw van de algemene heffingskorting en van de arbeidskorting is vanzelfsprekend verwerkt in de loonbelastingtabellen. In die tabellen wordt zelfs rekening gehouden met het gegeven, dat de meeste werknemers eenmaal per jaar 8% vakantiegeld ontvangen. Dat gebeurt om al te grote verschillen tussen loon- en inkomstenbelasting te beperken. Per slot van rekening is de loonbelasting slechts een voorheffing van de inkomstenbelasting. In dat verband is het prettig te weten, dat beide belastingen goed op elkaar aansluiten. En tot 2013 was dat ook zo. In sommige gevallen ontstond er een verschil door toepassing van het bijzonder tarief. Het kwam soms voor, dat in de loonbelasting een bijzonder tarief werd toegepast van 42%, terwijl in de inkomstenbelasting een toptarief van 52% bleek te gelden.
Vanaf 2013 en zeker vanaf 2014 is dat anders. De verschillen tussen loon- en inkomstenbelasting kunnen in 2014 gemakkelijk oplopen tot ruim
Als een werknemer uitsluitend redelijk constant periodeloon en vakantiegeld ontvangt loopt het allemaal wel los. In die situatie wordt namelijk in de tabellen correct rekening gehouden met de afbouw van de heffingskortingen. De loon- en inkomstenbelasting blijven netjes op elkaar aansluiten.
Maar als de werknemer andere bijzondere beloningen ontvangt gaat het volledig mis. Bij die bijzondere beloning wordt namelijk geen rekening gehouden met de afbouw van de heffingskortingen. En dat komt eigenlijk neer op een extra belastingheffing van 6% als het totale loon
Voorbeeld 5
Werknemer Z heeft een gebruikelijk inkomen (12 maandsalarissen en vakantiegeld) van
- De algemene heffingskorting met een bedrag van 2% van
(€ 45.000 - € 19.645) = € 507 - De arbeidskorting met een bedrag van 4% van
(€ 45.000 - € 40.721) = € 171
- Algemene heffingskorting 2% van
€ 10.000 = € 200 - Arbeidskorting 4% van
€ 10.000 = € 400
Overigens treedt dit verschijnsel ook op als werknemers meerdere inkomens uit werk en woning hebben, dus bij voorbeeld een tweede dienstbetrekking.
De oplettende lezer begrijpt al waar deze werknemer volgend jaar verhaal komt halen als zijn aangifte inkomstenbelasting is gedaan. Hij krijgt namelijk € 600 minder terug of moet
Voor alle duidelijkheid: het is zelfs mogelijk, dat een werknemer aangifte Inkomstenbelasting moet doen, uitsluitend vanwege dit effect. U kunt de lastige vraag ook voorkomen en uw collega’s behoeden voor een eventuele onverwachte terugbetaling. Maar dat is niet eenvoudig. Uw collega’s moeten uw werkgever dan namelijk schriftelijk verzoeken extra loonheffing te berekenen over hun bijzondere beloningen, anders dan het vakantiegeld. Legt u ze dat maar even uit.
Dus toch een tariefsverhoging?
Het is politiek niet populair om over belastingverhogingen te praten. Oppositiepartijen smullen van zo’n voorstel. En al snel wordt naar ons omringende landen gewezen. De kans is bijzonder groot dat alle landgenoten met een beetje inkomen naar het buitenland vertrekken als de belastingtarieven hier omhoog gaan. Niet doen dus. Maar wat dan wel? Door de afbouw van de heffingskortingen worden de belastingtarieven feitelijk via de achterdeur verhoogd. Werknemers in de 2e schijf betalen weliswaar 42% belasting plus premies volksverzekeringen, maar ze missen vervolgens ook 2% algemene heffingskorting. Ik beweer niet, dat alle tarieven vanaf de 2e schijf daarmee verhoogd zijn, maar het lijkt er wel heel erg veel op. Halverwege de 3e schijf doet de wetgever het nog eens dunnetjes over. Er komt dan nog eens 4% verlaging van de arbeidskorting overheen. Dat riekt naar een tariefsverhoging van in totaal 6%. Maar het heet anders.
Al met al betalen de meeste werknemers er in 2014 met een gelijkblijvend loon minder loonheffing. Maar dat komt dan door de tijdelijke verlaging van het tarief in de 1e schijf, en de tijdelijke verhogingen van de volledige algemene heffingskorting en de maximale arbeidskorting. Als die tijdelijke maatregelen volgend jaar wegvallen, is iedereen misschien in de schijnbeweging getrapt. Maar hopelijk fluit er in de 2e Kamer iemand voor gevaarlijk spel.
Werkbonus
In de oorspronkelijke belastingplannen over 2013 werd voorgesteld de oude doorwerkbonus met ingang van 1 januari 2013 te laten vervallen. In het Regeerakkoord Rutte II werd vervolgens afgesproken een werkbonus te introduceren voor oudere werknemers met een lager inkomen. De bedoeling was die werkbonus in de loonadministratie mee te nemen, zodat de oudere werknemers meteen over hun extraatje konden beschikken. Omdat het Regeerakkoord pas eind oktober 2012 werd bereikt, was het onmogelijk die werkbonus in 2013 al in de loonadministratie te laten berekenen. Om die reden wordt de werkbonus over 2013 via de Inkomstenbelasting berekend. De desbetreffende werknemers kunnen pas na 1 april 2014 over die werkbonus beschikken.
De oorspronkelijke afspraak om de werkbonus in de loonadministratie op te nemen wordt vanaf 1 januari 2014 gerealiseerd. De werkbonus is van toepassing op de werknemer die loon uit tegenwoordige arbeid geniet en die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 64 jaar. Of met andere woorden de werknemers geboren tussen 1950 en 1953. De werkbonus bedraagt:
- 57,763% van het loon uit tegenwoordige arbeid voor zover dat meer bedraagt dan
€ 17.139, met een maximum van€ 1.100, verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met: - 10,502% van het loon uit tegenwoordige arbeid voor zover dat meer bedraagt dan
€ 22.852.
Voor oudere werknemers zit ook hier een adder onder het gras. Ook hier geldt, dat een werknemer met een hoge bijzondere beloning door dat extra inkomen zijn werkbonus in de Inkomstenbelasting kan verliezen.
Voorbeeld 5
Oudere werknemer W heeft een gebruikelijk inkomen (12 maandsalarissen en vakantiegeld) van
- Algemene heffingskorting 2% van
€ 10.000 = € 200 - Werkbonus 10,502% van
€ 10.000 = € 1.050
Het lijkt overigens mogelijk de werkbonus in de loonberekening achterwege te laten als u dit verschijnsel bij voorbaat al verwacht. Natuurlijk is hier formeel een verzoek van de werknemer voor nodig. Mij is inmiddels bekend dat (sommige) softwareproviders die mogelijkheid hebben ingebouwd. De loonheffingtabellen kennen afzonderlijke kolommen voor het al dan niet toepassen van de werkbonus.