Tijdelijk toegankelijk document uit PayRoll Kennisbank PRO

Berekening mate van arbeidsongeschiktheid

Als het loon van de maatman en de resterende verdiencapaciteit zijn vastgesteld, kan het arbeidsongeschiktheidspercentage worden berekend. Hiervoor bestaat een vaste formule, namelijk:

maatmaninkomen - restverdiencapaciteit
-----------------------------------------------------     x 100% = ao-percentage
maatmaninkomen

Voorbeeld
als het maatmanloon € 25 per uur was en de resterende verdiencapaciteit is € 15, dan is de mate van arbeidsongeschiktheid:
€ 25 - € 15
---------------------     × 100 = 40%
    € 25

Praktische schatting

Wel is het zo dat als een werknemer ondanks zijn beperkingen aan het werk is en daarmee inkomen genereert gekeken wordt naar deze feitelijke inkomsten. Is de loonwaarde daarvan hoger dan dat van de mediane functie dan wordt bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid uitgegaan van de feitelijke inkomsten (praktische schatting). Een praktische schatting kan alleen in stand blijven als:

  • de betreffende werkzaamheden passend zijn, en
  • de genoten verdiensten representatief zijn voor de resterende verdiencapaciteit, en
  • de werkzaamheden duurzaam verricht kunnen worden (zonder risico op excessieve uitval of andersoortige gezondheidsproblemen).

Vanaf 1 juli 2024 is voor arbeidsongeschikte werknemers die aan het werk zijn de praktische schatting het uitgangspunt. De verzekeringsarts bekijkt of het verrichte werk passend is bij de mogelijkheden en er geen overschrijding plaatsvindt van de belastbaarheid. Hij hoeft geen FML meer op te stellen. Op die manier wordt de druk op de verzekeringsartsen verlicht. Bij een praktische beoordeling brengt de arbeidsdeskundige aard, omvang, taken en belasting van de uitgevoerde werkzaamheden (na ziekmelding) in kaart en onderzoekt of de functie voldoet aan de criteria voor een praktische beoordeling. Ook wordt bekeken wat de loonwaarde voor de functie moet zijn. Met de maatregel Praktisch beoordelen wordt de theoretische schatting, wanneer een praktische beoordeling mogelijk is, achterwege gelaten. Voor de situaties waarin op basis van een praktische schatting een mate van arbeidsongeschiktheid van ten minste 80% wordt vastgesteld, zal nog steeds ook een theoretische schatting plaatsvinden om nader te onderzoeken of daadwerkelijk aanspraak kan bestaan op een uitkering voor volledige arbeidsongeschiktheid (WGA 80-100) of een IVA-uitkering. Daarvoor dient de verzekeringsarts tevens te onderzoeken of sprake is van duurzaamheid. De wijze van beoordelen met een vergelijking van de uitkomsten van de theoretische schatting en de praktische beoordeling, blijft daarmee voor deze groep behouden. Bij een 60-plusser die gedeeltelijk nog werkzaamheden verricht, pas UWV in beginsel als partijen akkoord zijn eerst de 60+ maatregel toe. Is er geen akkoord dan kan de praktische schatting om de hoek komen kijken.

De nieuwe werkwijze geldt voor

  • een WIA-claimbeoordeling
  • een WIA-herbeoordeling
  • de beoordeling van herleving van een beëindigd WIA-recht
  • en de beoordeling van het later ontstaan van een WIA-recht.

Overige arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen, zoals de Eerstejaars Ziekte-wetbeoordeling, de WAO, WAZ en Wajong vallen buiten de maatregel. UWV zal het effect van de maatregel Praktisch beoordelen monitoren. Om de tijdelijke maatregel Praktisch beoordelen uit te kunnen voeren is een wijziging in het ‘Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten’ doorgevoerd. Naar verwachting kunnen hierdoor jaarlijks 3.000 tot 4.000 meer WIA-claimbeoordelingen worden uitgevoerd. Het betreft hier een tijdelijke maatregel gedurende drie jaar voor de periode van juli 2024 tot juli 2027.

Let op! De maatregel is ingegaan per 1 juli 2024 en loopt voor drie jaar.

Bij de vergelijking van het maatmanloon met de restverdiencapaciteit wordt uitgegaan van het loon waarover premies werknemersverzekeringen wordt afgedragen.

Voor de toekenning van een WGA-uitkering geldt dat het verlies aan verdiencapaciteit ten minste 35% moet bedragen. Werknemers met een lager verlies aan verdiencapaciteit zouden als uitgangspunt in dienst moeten blijven bij hun werkgever. De praktijk is vaak anders, omdat de werkgever vaak geen mogelijkheden heeft de werknemer passend werk aan te bieden. In die situatie kan het dienstverband met wederzijds goedvinden worden beëindigd of na verkregen toestemming voor de opzegging van het dienstverband van het UWV afdeling Arbeidsjuridische dienstverlening. De werknemer verspeelt niet zijn recht op WW-uitkering door in deze situatie akkoord te gaan met ontslag, tenzij de werkgever het loon langer moet doorbetalen wegens onvoldoende re-integratieactiviteiten.In dat geval is er door UWV een loonsanctie opgelegd. In dat laatste geval moet de werknemer zich verzetten tegen een ontslagaanzegging. In andere gevallen is dat vanuit de WW niet nodig, maar als de werknemer het niet eens is met het standpunt van de werkgever dat er geen passend werk voor hem is, hoeft hij natuurlijk niet akkoord te gaan met de opzegging. Dan zal de werkgever een ontslagvergunning moeten aanvragen bij UWV.

Links in de kennisbank
Wet- en regelgeving
Externe links
Bedrijfseigen documenten
Overige informatie
/prol/
Docnr: 27987