Tijdelijk toegankelijk document uit PayRoll Kennisbank PRO

De Maatman

De gevonden resterende verdiencapaciteit moet worden vergeleken met het zogenaamde maatmanloon. Het gaat altijd om het loon dat is verdiend met de maatgevende arbeid. In de regel is dat de arbeid die de werknemer zelf laatstelijk heeft verricht. De werknemer is dan zijn eigen maatman. Maar er zijn situaties waarin niet zo gemakkelijk vast te stellen is wat de maatman precies is.

Als iemand voor zijn uitval een tijdelijke baan had, wordt bij de bepaling van de maatman uitgegaan van tijdelijk verricht werk of van seizoenwerk. Vaak gaat het bij tijdelijk verricht werk om vakantiewerk door scholieren en studenten. De Centrale Raad voor Beroep (CRvB) gaat er in die gevallen van uit, dat er eigenlijk niet van een vroeger beroep gesproken kan worden. Wat dan als maatman gehanteerd wordt, hangt erg af van de concrete omstandigheden van het geval. Soms wordt uitgegaan van een maatman die op het moment van schatting geen inkomen verworven zou hebben omdat hij nog studeerde, soms wordt uitgegaan van een student met een bijbaan, maar ook is wel eens uitgegaan van een volledige arbeidskracht in de tijdelijk uitgeoefende functie.

Bij werknemers met een hoofd- en een nevenfunctie moet in principe worden uitgegaan van een maatman die eveneens beide functies vervult. Dat zal zeker het geval zijn als de betrokkene al geruime tijd in de combinatie van functies heeft gewerkt én het totale aantal gewerkte uren de grenzen van een redelijke dagtaak niet overschrijdt. Van het uitgangspunt dat beide functies in aanmerking worden genomen wordt afgeweken als de werknemer op het moment dat hij de tweede functie ging vervullen, al arbeidsongeschikt was voor het vervullen van beide functies tegelijk. Dan wordt de maatman vastgesteld op de hoofdfunctie van de werknemer.

Als de maatman eenmaal is bepaald, moet het loon van de maatman worden vastgesteld. Het maatmanloon is gelijk aan het loon dat de werknemer in het jaar voorafgaande aan de dag waarop hij ziek werd (de referteperiode) feitelijk heeft verdiend, het zogenoemde SV-loon; dat is het loon waarover de werkgever premies werknemersverzekeringen heeft afgedragen. Als de werknemer in de referteperiode niet in zijn maatgevende arbeid heeft gewerkt, kan UWV een andere referteperiode vaststellen. En zo nodig kan worden gekeken wat de werknemer verdiend zou hebben als hij wel in zijn maatgevende arbeid gewerkt zou hebben. Het gevonden maatmanloon wordt geïndexeerd over de periode tussen het moment van uitval van de werknemer en het moment van toekenning van de WIA-uitkering.

Het gevonden maatmanloon wordt herleid tot een uurloon, om dit te kunnen vergelijken met het bedrag dat de werknemer na zijn uitval nog per uur kan verdienen. Voor een vergelijking tussen uurlonen is gekozen om te voorkomen dat het voor de mate van arbeidsongeschiktheid verschil zou uitmaken of een bepaalde functie voor bijvoorbeeld 36 uur dan wel 40 uur per week wordt uitgeoefend. Dit is een toevallige arbeidsmarktfactor. Bij de berekening wordt er wel rekening mee gehouden als de betrokkene om medische redenen minder uren mag werken dan hij deed voordat hij uitviel.Er wordt dan gewerkt met een zogenaamde reductiefactor.Is sprake van een urenbeperking van bijvoorbeeld 20 uur per week, dan kan UWV alleen functies duiden waarin maximaal 20 uur per week wordt gewerkt. Als er functies zijn geduid voor 40 uur week dan is de reductiefactor 20/40, oftewel 0,5. Dit betekent dat het uurloon behorende bij die geduide functies met 0,5 moet worden vermenigvuldigd zodat er sneller een hogere mate van arbeidsongeschiktheid ontstaat. De regelgeving in het kader van de reductiefactor is beschreven in het Besluit Uurloonschatting 2008 (BUS).De urenbeperking mag alleen in ‘stapjes’ van twee uur worden vastgesteld. Dit betekent:

  • 2 uur per dag, 10 uur per week
  • 4 uur per dag, 20 uur per week
  • 6 uur per dag, 30 uur per week
  • 8 uur per dag, 40 uur per week.

Sinds 2024 kan een urenbeperking echter ook in tussenstappen van 15, 25 en 35 uur per week worden gegeven. De blokken van 2, 4, 6 en 8 uur per dag zijn wel hetzelfde gebleven. Er is alleen onderscheid gemaakt of iemand meer of minder dan 4 uur kan werken. Acht de verzekeringsarts het mogelijk dat er 5 uur wordt gewerkt, dan geeft hij aan: 3a beperkt, kan gemiddeld ongeveer 4 uur per dag werken, namelijk tot 5 uur mogelijk. Is de verzekeringsarts daarentegen van oordeel dat 4 uur per dag het maximaal haalbare is dan geeft hij aan:3b beperkt, kan niet meer dan 4 uur per dag werken. Hier kan de verzekeringsarts geen toelichting meer op geven. Voorheen werden bij een urenbeperking van 4 uur ook alle functies geselecteerd die tussen 4 en 6 uur uitgevoerd konden worden. Dit moest de arbeidsdeskundige handmatig doen wat veel werk gaf. Als de verzekeringsarts nu 3b heeft aangekruist, dan worden alleen de functies geselecteerd die uitgevoerd worden in 4 uur per dag. De arbeidsdeskundige hoeft hierdoor geen extra handelingen te verrichten. De regelgeving in het kader van de reductiefactor is beschreven in het Besluit Uurloonschatting 2008 (BUS). Er geldt een maatmanloongarantie in allerlei situaties waarin iemand na werkhervatting weer uitvalt of korte tijd nadat hij niet arbeidsongeschikt werd bevonden alsnog arbeidsongeschikt wordt. Het maatmanloon wordt dan bij hernieuwde toekenning of heropening van de uitkering vastgesteld op het maatmanloon dat gold voordat de uitkering werd beëindigd.

Links in de kennisbank
Externe links
Bedrijfseigen documenten
Overige informatie
/prol/pens/
Docnr: 24553