In de vorige Loonpost was de waarde in het economische verkeer (WEV) aan de orde van lunches die verzorgd worden door een cateraar. Uit die Loonpost wordt ons niet duidelijk hoe de WEV bepaald moet worden als er geen factuur is. Hoort in de WEV niet ook de vaste kosten van de catering, zoals personeelskosten, afschrijving meubilair, schoonmaakkosten e.d.? Zijn er richtlijnen om de WEV te bepalen?
Je reactie heeft betrekking op de waardering van loon in natura. De wetgever heeft daarover in artikel 13, lid 1 Wet LB vastgelegd dat de waarde hiervan moet worden gesteld op de waarde in het economische verkeer, tenzij er door een derde een bedrag aan de inhoudingsplichtige in rekening wordt gebracht (factuurwaarde). In dat geval wordt nomaliter de factuurwaarde in aanmerking genomen.
In de vorige Loonpost had het zorgcentrum een factuur van de cateraar. Het zorgcentrum mag daarom uitgaan van de factuurwaarde, gesteld dat het een factuur is van een niet met het zorgcentrum verbonden vennootschap. Aangenomen mag worden dat de cateraar bij het vaststellen van de gefactureerde bedragen rekening heeft gehouden met alle relevante kosten.
Geen factuur
Als er geen factuur is moet de inhoudingsplichtige in de meeste gevallen ‘op zoek’ naar de WEV, behalve als er in de artikelen 3.7 t.m 3.9 UR Lb een waarde is bepaald. In die gevallen kan/moet de inhoudingsplichtige gebruik maken van deze waarderingsregels van de UR Lb.
Voor zover ik kan nagaan is er in geen enkele Memorie van Toelichting of Beleidsbesluit een definitie gegeven van de WEV waar altijd van uit kan worden gegaan. Kosten zoals personeel, afschrijving van meubilair, machinepark etc. schoonmaak, reclame en bijvoorbeeld huisvesting behoren tot de voortbrengingskosten. Elk bedrijf houdt rekening met deze kosten in de prijs waarvoor het product wordt aangeboden.
In de praktijk komen voortbrengingskosten pas in beeld bij de gerichte vrijstelling van producten van de eigen werkgever (art 31a lid 2 ltr i Wlb) als er geen consumentenprijs te vinden is.
Waardebepaling
In zo’n geval moet het product worden gewaardeerd op de prijs die aan een derde – niet-werknemer - voor een vergelijkbaar product bij gelijke voorwaarden in rekening zou worden gebracht. Het gaat dan om de prijs voor een consument als eindgebruiker van het product.
Een groothandelsprijs is niet vergelijkbaar met de prijs van één afzonderlijk product. Dit wordt niet gezien als een gelijk product of overeenkomstige omstandigheden. Bij producten van de eigen werkgever mag/moet de waarde worden gesteld op de prijs voor dat product in de consumentenmarkt kort voor of na het genietingsmoment. Bij producten waarbij de consumentenprijs stabiel is kan de inhoudingsplichtige volstaan met één of enkele waardebepalingen per jaar. Bij producten waarbij de prijs meer fluctueert geldt de prijs kort voor of na het genietingsmoment. Als u die prijs op internet vindt adviseer ik u tot slot de prijs vast te leggen met een schermprint als bewijs. Linkjes kunnen wijzigen; 'Oeps, pagina niet gevonden.'