Tijdelijk toegankelijk document uit PayRoll Kennisbank PRO

Loonheffingskorting als instrument voor inkomenspolitiek


De loonheffingskortingen zijn een belangrijk instrument voor de politiek bij het bedrijven van inkomenspolitiek. Het verhogen van een heffingskorting heeft meteen effect op het nettoloon. Maar hoe effectief is dit instrument nou eigenlijk? Het kabinet laat hier periodiek onderzoek naar doen. Tijd om daar eens dieper op in te gaan.

Onlangs kon je in onze nieuwsbrief stemmen op de stelling: 'Inkomensafhankelijke loonheffingskorting is prima. De laagste inkomens krijgen hierdoor bijna € 600 meer vakantiegeld, driemaal modaal krijgt ruim € 600 minder.' Van de stemmers was 60% het eens met de stelling, 40% oneens. Ook onder salarisprofessionals blijken de meningen dus behoorlijk te verschillen.

Vakantiegeld

De stelling betrof overigens specifiek het vakantiegeld. Voor het vakantiegeld wordt gebruikgemaakt van de tabel bijzondere beloningen. Het verrekeningspercentage in die tabel is bedoeld om het verschil tussen de ingehouden loonheffing en de verschuldigde Inkomstenbelasting te verkleinen omdat de bijzondere beloningen in de IB bovenop de reguliere looninkomsten komen, met als mogelijk gevolg een kleine teruggave of extra verschuldigde Inkomstenbelasting. Het verrekeningspercentage beoogt het op- en afbouwtraject van de inkomensafhankelijke loonheffingskortingen zoveel mogelijk op te vangen.


 

Bovenstaande kolommen geven de stapeling van de bijzondere beloningen boven op de periodieke looninkomsten in de LH/IB globaal weer. Het totaal van alle looninkomsten heeft op- of afbouw van enkele heffingskortingen tot gevolg. In de IB spelen bij de bepaling van het totaal van de inkomsten uit werk en woning ook een aantal persoonlijke facetten mee, zoals meerdere inkomstenbronnen of aftrekbare kosten. De verrekeningspecentages in de bijzondere tabel vangen alleen het verschil in verschuldigde belastingheffing binnen de LH zo veel mogelijk op.

Achtergrond

De heffingskortingen zijn destijds ingevoerd als onderdeel van de Wet Inkomstenbelasting 2001 ter vervanging van de belastingvrije sommen en het arbeidskostenforfait uit de Wet inkomstenbelasting 1964. Het doel was (en is nog steeds) het gerichter kunnen voeren van inkomensbeleid aan de onderkant van het loongebouw. De heffingskorting voor groen beleggen/ sparen is daar overigens duidelijk een uitzondering op. Aan de onderkant van het loongebouw wordt niet of nauwelijks gebruik gemaakt van groen sparen/ beleggen.

Weinigen onder ons herinneren zich waarschijnlijk nog hoe het systeem met belastingvrije sommen en arbeidskostenforfait destijds werkte. Er mocht op de looninkomsten een vast bedrag in mindering worden gebracht (het arbeidskostenforfait) en als er hogere kosten waren mocht het hogere bedrag in aftrek worden gebracht. Dat laatste moest dan met bewijsstukken worden onderbouwd. Deze systematiek was volledig anders dan de huidige arbeidskorting, eventuele controle was bewerkelijker en het sloot gericht inkomensbeleid voor de onderkant van het loongebouw uit. De bovenkant van het loongebouw maakte in de regel de meeste arbeidskosten.

Vervolgens werden de (loon)inkomsten verlaagd met een belastingvrije som, in hoogte afhankelijk van de privésituatie van de belastingplichtige. Pas daarna werd de verschuldigde belasting berekend. De belastingvrije som was dus aantrekkelijker voor de belastingplichtige met een hoog inkomen en daarmee een hoger belastingtarief. Immers: de belastingvrije som verlaagde het inkomen alvorens de belasting te berekenen. 

 

Heffingskorting

Heffingskortingen zijn een persoonlijke korting op verschuldigde belastingheffing (in LB of IB) in de vorm van een percentage of een vast bedrag. Dus eerst wordt de belasting berekend als percentage van het inkomen. Vervolgens wordt die belasting verminderd met het bedrag van de heffingskorting. Het is dus logisch dat er geen heffingskortingen worden genoten als er geen inkomsten zijn. Of dat bij een laag inkomen slechts een deel van de heffingskortingen worden genoten. Toch kan voor enkele heffingskortingen het bedrag worden uitbetaald als de fiscale partner wel voldoende inkomen heeft.

Evaluatie heffingskortingen

Gelukkig wil het kabinet van tijd tot tijd weten of de heffingskortingen nog doelmatig bijdragen aan het gestelde beleidsdoel; het voeren van een gerichter inkomensbeleid aan de onderkant van het loongebouw. Een extern bureau heeft in opdracht van het huidige demissionaire kabinet opnieuw een onderzoek uitgevoerd en bevestigde dat met de heffingskortingen inderdaad gerichter inkomensbeleid mogelijk is dan destijds met de belastingvrije sommen en het arbeidskostenforfait.

Het systeem

Het systeem van heffingskortingen vormt echter ook een probleem. Door de toegenomen complexiteit van het grote aantal heffingskortingen zien veel belastingplichtigen door de bomen het bos niet meer. Elke heffingskorting heeft andere voorwaarden waarbij enkele heffingskortingen ook nog een op- en afbouwtraject hebben. Naast heffingskortingen zijn er bovendien toeslagen. Het geheel maakt dat het voor de gemiddelde burger nauwelijks nog mogelijk is om goed te bepalen wat de financiële gevolgen zijn van meer of minder inkomen.

Salarisadministratie

Binnen de salarisadministratie hebben we voornamelijk te maken met de:

  • Algemene heffingskorting (AHK)
    Op de AHK heeft iedere belastingplichtige recht. Het doel is een gerichte inkomensondersteuning bieden. Hogere inkomens hebben minder of geen inkomensondersteuning nodig. Om het genereren van meer inkomsten tot een bepaalde hoogte aan te moedigen en geen ondersteuning te geven aan de inkomens die dat niet of minder nodig hebben zijn destijds de op- en afbouwtrajecten ingevoerd. De AHK bedraagt voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd € 3.362 (2024) tot een inkomen van € 24.813. Tussen een inkomen van € 24.813 en € 75.515 bouwt de korting geleidelijk af tot nihil. In 2024 is met de AHK een budgettair belang van ongeveer € 28 miljard gemoeid.
  • Arbeidskorting (AK)
    De AK is van toepassing op inkomsten uit tegenwoordige arbeid: loon, winst uit eigen onderneming of resultaat overige werkzaamheden. Deze korting heeft meerdere doelen. Ten eerste is de AK bedoeld als gerichte inkomensondersteuning voor werkenden. Ten tweede beoogt de AK de arbeidsparticipatie en het aantal gewerkte uren te vergroten. Aanvankelijk was de arbeidskorting – als opvolger van het arbeidskostenforfait – ook bedoeld als forfaitaire vergoeding voor arbeidskosten. Dit doel is gaandeweg losgelaten. Het maximumbedrag is in de loop der jaren gestegen van € 803 in 2001 naar € 5.532 in 2024 voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd. De AK kent ook een opbouwtraject tot een arbeidsinkomen van € 39.958 (2024) met drie verschillende opbouwpercentages en een afbouwpercentage. Tussen arbeidsinkomens van € 39.958 en € 124.935 bouwt de AK af naar nihil. In Het budgettaire belang van de AK loopt in 2024 op tot ongeveer € 34,9 miljard.
    De keerzijde van de sterke verhoging van de AK heeft tot een steeds groter verschil in belastingheffing tussen werkenden en mensen met een uitkering geleid. De netto inkomensachteruitgang bij arbeidsongeschiktheid of verlies van werk is de afgelopen 20 jaar steeds groter geworden.
    AK bij werkgeversbetaling Een groot aantal WIA-gerechtigden laat de arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetalen door een werkgeversbetaling. Zij ontvingen dan ook AK over de uitkering. Medio 2024 wordt een arrest van de Hoge Raad verwacht in enkele zaken van uitkeringsgerechtigden die ook arbeidskorting willen ondanks dat zij hun arbeidsongeschiktheidsuitkering niet als werkgeversbetaling ontvangen. Ongeveer tegelijk met de uitspraak van het hogere beroep is de duur van de arbeidskorting bij een werkgeversbetaling in 2023 beperkt tot 2 jaar in onderdeel 9.6.2 van het Handboek Loonheffingen. In 2024 wordt het niet meer vermeld. Er is geen wettelijke basis voor toepassing van de arbeidskorting bij een werkgeversbetaling.
  • Jonggehandicaptenkorting (JGK)
    De JGK is een heffingskorting voor niet-AOW-gerechtigden die recht hebben op een Wajong-uitkering, actueel of zodra weer nodig. De korting heeft als doel het geven van inkomensondersteuning aan jonggehandicapten omdat zij door een ziekte of handicap voor hun 30ste geen of minder inkomen kunnen verwerven. In 2024 bedraagt de korting een vast bedrag van € 898. In 2024 is met de JGK naar schatting een budgettair belang van € 220 miljoen gemoeid.

Conclusie evaluatie

De onderzoekers concludeerden dat bovengenoemde heffingskortingen doeltreffend zijn. De JGK ietsje minder; die komt als grotendeels doeltreffend uit de evaluatie. Voor deze evaluatie zijn 2.000 personen ondervraagd. Daarvan wist 40%niet dat de AK bestond, de helft wist niet hoe deze werkt.

Momenteel zijn op de salarisspecificatie de toegepaste heffingskortingen niet vermeld. Het besef van het bestaan en wellicht ook enig inzicht in de werking ervan wordt waarschijnlijk bevorderd als de toegepaste heffingskortingen inclusief bedragen worden gespecificeerd. Aanvankelijk leidt dit waarschijnlijk tot een stroom aan vragen. Een kolommengrafiek zoals in deze Aangeslagen met korte toelichting maakt al veel duidelijk.

De opslagpercentages in de tabel bijzondere beloningen zijn op zich een goed initiatief omdat daardoor netto looninkomsten worden genoten waar in de LH recht op bestaat. Maar veel burgers die de werking van het systeem nog enigszins snappen haken bij de verrekeningspercentages toch af. Het is in de LH onmogelijk om rekening te houden met andere persoonlijke omstandigheden.

Begrijpelijker systeem

De onderzoekers geven het advies om de heffingskortingen te vervangen door extra belastingschijven van 0%. In het Hoofdlijnenakkoord is de invoering van een 0%-belastingschijf opgenomen. Kanttekening bij de plannen van invoering van een 0%-schijf is dat dit alleen bestemd is voor werkenden. De inkomensachteruitgang van uitkeringsgerechtigheden wordt hierdoor niet verminderd.

Links in de kennisbank
Heffingskortingen
Wet- en regelgeving
/prol/
Docnr: 229757