Een werkneemster is in dienst bij een schoonmaakbedrijf. Zij stelt dat zij gewond is geraakt, onder andere aan haar linkerhand, toen zij tijdens haar werkzaamheden met een wagentje met schoonmaakspullen achterwaarts de lift verliet. Haar werkgeefster betwist dat de verwonding(en) veroorzaakt is (zijn) door een bedrijfsongeval. Van het ongeval zelf zijn geen getuigen. Is hier sprake van werkgeversaansprakelijkheid of niet?
De werkneemster treedt op 3 september 2018 in dienst als interieurverzorgster. Op 9 oktober 2020 vindt er volgens haar een bedrijfsongeval plaats. Tijdens haar werkzaamheden bij een klant gebruikt zij de lift. Zij verlaat achterwaarts de lift met haar schoonmaakkar en daarbij komt de liftdeur meerdere keren tegen haar aan. Hierbij loopt zij letsel op aan haar linkerhand dat ze fotografeert; een bult op haar linkerhand. Kort daarna belt ze een collega en vertelt wat er is gebeurd. Deze collega komt naar haar toe en ziet de bult. Een dag later gaat de werkneemster naar de huisarts en deze constateert een forse zwelling op de handrug van de linkerhand alsmede drukpijn. Enige tijd later maakt de werkneemster kenbaar dat zij ook letsel heeft opgelopen aan haar linkerarm, linkerschouder en hoofd.
'Geen bedrijfsongeval'
Ze stelt werkgeefster aansprakelijk voor de opgelopen schade, maar deze wijst iedere aansprakelijkheid af. Werkgeefster en haar verzekeraar betwisten dat het letsel is opgelopen tijdens werkzaamheden. Van een bedrijfsongeval is dan ook geen sprake, stellen zij.
Voorts twisten partijen over de vraag of werkgeefster aan haar zorgplicht heeft voldaan. Werkneemster vindt dat haar werkgeefster een veiligheidsinstructie had moeten geven over hoe zij, met haar schoonmaakkar, de lift behoort te verlaten. Niet achterwaarts maar juist voorwaarts. Zo kunnen situaties als deze, voorkomen worden. De werkneemster stelt tevens dat er al vaker problemen met de lift geweest zijn, die zij heeft gemeld. De werkgeefster vindt dat er hierover helemaal geen bijzondere veiligheidsinstructie hoeft te worden gegeven. Het is een bekend risico dat liftdeuren zich soms onverwacht sluiten. En dat er al eerder problemen geweest zouden zijn, is haar niet bekend.
Ruime zorgplicht
De rechter begint met aan te geven dat een werkgever op grond van art. 7:658 BW een ruime zorgplicht heeft. Lid 1 luidt:
'De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.'
Lid 2 luidt:
'De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.'
Omkering bewijslast
Dit wetsartikel houdt een omkering van de bewijslast in, ter bescherming van de werknemer. Niet de werknemer moet bewijzen dat de werkgever schuldig is aan het ongeluk, maar de werkgever moet bewijzen dat het ongeluk niet zijn schuld is, hem niet te verwijten valt.
De werkneemster moet dus stellen, en als werkgeefster dit betwist, bewijzen dat zij tijdens haar werkzaamheden schade heeft geleden. Als dit vast komt te staan, is de werkgeefster in beginsel aansprakelijk, tenzij ze kan aantonen dat zij niet in haar zorgplicht is tekortgeschoten. Kan ze dit niet bewijzen, dan kan ze nog onder aansprakelijkheid uitkomen als nakoming van de zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of als de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van werkneemster.
Bedrijfsongeval met gevolgschade
De rechter oordeelt dat de werkneemster heeft bewezen dat de zichtbare verdikking (bult) aan haar hand is opgelopen tijdens haar werkzaamheden. Dit op grond van de verklaring van de collega van werkneemster, de eigenverklaring van werkneemster, de constatering van de huisarts en het hebben kunnen vaststellen dat werkneemster de foto van haar linkerhand genomen heeft vlak na het tijdstip waarop, volgens werkneemster, het ongeval heeft plaatsgevonden.
Nu het een bedrijfsongeval met gevolgschade is, moet de vraag worden beantwoord of de werkgeefster aan haar zorgplicht heeft voldaan. Hierover bestaat vaste jurisprudentie. Het is afhankelijk van de regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden en de omstandigheden van het geval. Daarbij gaat het met name om de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de te verwachten oplettendheid van de werknemer en de bezwaarlijkheid van het nemen van maatregelen.
Zorgplicht mogelijk geschonden
De rechter stelt dat het algemeen bekend is dat liftdeuren (onverwacht) dicht kunnen gaan. Van een liftgebruiker mag dan ook verwacht worden dat deze daarop bedacht is. Werkgeefster heeft daarom geen specifieke instructies of waarschuwingen hoeven geven. Toch kan de zorgplicht van de werkgeefster zijn geschonden, aldus de rechter. Daarvoor moet vaststaan dat er eerder problemen zijn geweest met de lift, en dan vooral in de periode direct voorafgaand aan het ongeval. Dat is wat de werkneemster beweert. De rechter kan echter niet vaststellen of dit inderdaad het geval is. Uit de aangeleverde stukken blijkt dat er eerder problemen waren met de lift, maar niet hoe frequent en ook niet dat deze kort voor het ongeval hebben plaatsgevonden.
Maar er bestaat een logboek van de lift die de werkgeefster verplicht bij moet houden. Dit logboek kan informatie geven over eerdere problemen met de lift. De werkneemster beschikt echter niet over het logboek dus is het aan de werkgeefster om hieruit informatie te verstrekken. De werkgeefster verstrekt slechts informatie over de maand oktober 2020. De rechter oordeelt dat dit niet genoeg is. De werkgeefster moet ook inzage geven in het logboek over de maanden augustus, september en november 2020. Aan de hand van deze gegevens zal de rechter beoordelen of werkgeefster de werknemers expliciet had moeten waarschuwen. De rechter neemt daarom nog geen beslissing en draagt de werkgeefster op de gevraagde gegevens aan te dragen.
Conclusie
De werkgever hoeft geen veiligheidsinstructies te geven voor het betreden en verlaten van een lift. Het gevaar van dichtgaande liftdeuren is, volgens de rechter, een algemeen bekend risico. Indien de lift echter niet naar behoren blijkt te werken, is de werkgever wel verplicht veiligheidsinstructies te geven of maatregelen te nemen. Gebeurt dat niet, dan schendt de werkgever zijn zorgplicht.