In verband met de nog steeds bestaande tekorten aan verzekeringsartsen ontwikkelt het UWV steeds meer buitenwettelijk beleid. Een voorbeeld daarvan is de praktische beoordeling die sinds 1 juli uitgangspunt is bij het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid van arbeidsongeschikte werknemers die nog deels aan het werk zijn. Het gaat om een maatregel die geldt tot 1 juli 2027.
Inleiding
Bij een praktische beoordeling berekent het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage op basis van wat feitelijk wordt verdiend. Het verschil tussen het oude loon (het maatmanloon) en het loon dat iemand feitelijk verdient, bepaalt het arbeidsongeschiktheidspercentage.
Praktisch beoordelen vindt al jaren plaats. Dat hiernaast géén theoretische beoordeling meer hoeft plaats te vinden is nieuw. Voorheen bekeek het UWV welke methodiek, de theoretische dan wel de praktische schatting de laagste mate van arbeidsongeschiktheid opleverde. Om de tijdelijke maatregel Praktisch beoordelen uit te kunnen voeren is een wijziging in het ‘Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten’ doorgevoerd. Naar verwachting kunnen hierdoor jaarlijks 3.000 tot 4.000 meer WIA-claimbeoordelingen worden uitgevoerd.
Uitzondering
Er geldt een uitzondering. Als uit de praktische beoordeling blijkt dat sprake is van minimaal 80% arbeidsongeschiktheid, moet alsnog een theoretische beoordeling worden gedaan. Alleen als de theoretische beoordeling ook tot minimaal 80% arbeidsongeschiktheid leidt én de verzekeringsarts vaststelt dat sprake is van duurzaamheid, kan een IVA-uitkering toegekend worden.
De maatregel is van toepassing op:
- Mensen die inkomen uit arbeid hebben op het moment waarop de WIA-beoordeling wordt uitgevoerd;
- Mensen bij wie het arbeidsongeschiktheidspercentage al eerder is vastgesteld aan de hand van een praktische beoordeling.
- de claimbeoordeling na 104 weken ziekte;
- de herbeoordeling;
- de beoordeling van herleving van een beëindigd WIA-recht;
- de beoordeling van het later ontstaan van een WIA-recht.
Met het indienen van een bezwaarschrift kan geen theoretische beoordeling worden afgedwongen. Wél kan in het bezwaar worden aangevoerd dat niet aan de voorwaarden voor een praktische beoordeling is voldaan. Als dat in bezwaar of (hoger) beroep wordt bevestigd, zal alsnog een theoretische beoordeling worden gedaan.
Voorwaarden
De verzekeringsarts bekijkt overigens nog wel of het verrichte werk passend is bij de mogelijkheden en er geen overschrijding plaatsvindt van de belastbaarheid. Hij hoeft echter geen functionele mogelijkhedenlijst (FML) meer op te stellen. Op die manier wordt de druk op de verzekeringsartsen verlicht.
Bij een praktische beoordeling brengt de arbeidsdeskundige aard, omvang, taken en belasting van de uitgevoerde werkzaamheden (na ziekmelding) in kaart en onderzoekt of de functie voldoet aan de criteria voor een praktische beoordeling.
Het is vaste jurisprudentie dat alleen van een dergelijke praktische schatting uitgegaan mag worden als die leidt tot een lager arbeidsongeschiktheidspercentage dan de theoretische schatting (artikel 9 onder h en i SB). Een praktische schatting kan alleen in stand blijven als:
- de betreffende werkzaamheden passend zijn, en
- de genoten verdiensten representatief zijn voor de resterende verdiencapaciteit, en
- de werkzaamheden duurzaam verricht kunnen worden (zonder risico op excessieve uitval of andersoortige gezondheidsproblemen).
Bij de beoordeling of de betreffende werkzaamheden passend zijn, speelt een rol hoe lang de werknemer de werkzaamheden heeft verricht en of dit al dan niet geleid heeft tot ‘excessieve uitval of andersoortige gezondheidsproblemen’. Is het loon dat de werkgever betaalt uit sociale overwegingen hoger dan de objectieve loonwaarde, dan kan dat loon geen grondslag vormen voor het uitvoeren van een praktische schatting. We spreken dan van sociaal loon. De functie wordt dan ook wel aangeduid met de term ‘witte ravenbaan’. Dit is een baan die speciaal voor de werknemer is gecreëerd en die bij een andere werkgever in deze hoedanigheid tegen eenzelfde belasting en beloning niet voorhanden is.
Voor een praktische beoordeling is dus vereist dat de uit feitelijk verrichte werkzaamheden genoten verdiensten representatief kunnen zijn voor de resterende verdiencapaciteit. Is dit niet het geval dan is een praktische schatting niet mogelijk en dient de resterende verdiencapaciteit volgens de hoofdregel van artikel 9 onder a te worden vastgesteld.
Let op!
Er vindt nog steeds een poortwachtertoets/RIV-toets plaats bij het einde van de 104 weken. Er kan dus altijd nog een loonsanctie worden opgelegd.
Samenloop 60+ regeling
Voor 60-plussers geldt tot eind 2024 de vereenvoudigde WIA-beoordeling die inhoudt dat ze tot hun pensioen een WGA 80-100 uitkering krijgen als zowel werkgever als werknemer akkoord zijn.
Bij een 60-plusser die gedeeltelijk werkzaamheden verricht, biedt het UWV eerst aan de 60+ regeling toe te passen. Zijn werknemer en werkgever daarmee akkoord? Dan wordt het WIA-recht gebaseerd op de 60+ regeling.
Als één van de partijen niet instemt volgt een reguliere beoordeling en wordt de maatregel 'praktisch beoordelen' toegepast als aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Bepalen mate van arbeidsongeschiktheid
Berekening mate van arbeidsongeschiktheid